Twee zonnecarports in het Utrechtse Beurskwartier voorzien elektrische auto's op het parkeerterrein van de Jaarbeurs van lokaal opgewekte energie. Op de carports worden 150 zonnepanelen geplaatst, onder de parkeeroverkappingen is ruimte voor 20 elektrische auto's en laadpalen. De energieopwekkende overkappingen zijn onderdeel van een grootschalige, duurzame herontwikkeling van het stationsgebied in Utrecht.
De zonnecarports zijn onderdeel van Smart Solar Charging, een proefopstelling om ervaring op te doen voor het combineren van duurzame energie en mobiliteit in de regio. De ambitie is om maar liefst 25.000 m2 zonnepanelen te koppelen aan duizend laadpunten in verschillende Utrechtse gemeenten. Het Beurskwartier zet hierin nu de volgende stappen. In de toekomst kunnen de nieuwe bewoners van deze wijk ook gebruikmaken van elektrische deelauto’s bij de zonnecarports. Daarbij biedt Smart Solar Charging grote kansen voor extra werkgelegenheid gekoppeld aan elektrische mobiliteit. Naar verwachting groeit deze sector in de komende drie jaar met meer dan 10.000 nieuwe banen.
Batterij
Eind augustus 2017 werd de toegangspoort van Jaarbeurs P4 al voorzien van 48 zonnepanelen. Ook wordt begin 2018 een Tesla PowerPack in gebruik genomen, een batterij die een grote vaste opslagcapaciteit biedt. De nieuwe, energieopwekkende carports gaan samenwerken met de laadsystemen, de zonnepanelen en de PowerPack. Zo krijgt Jaarbeurs in het Beurskwartier een uniek systeem waarin lokaal opgewekte energie gekoppeld wordt aan verschillende bronnen voor opslag. Door energie flexibel op te slaan en terug te leveren kan Smart Solar Charging de veranderende energievraag opvangen en zorgt het systeem voor een optimale netcapaciteit. Het project Smart Solar Charging wordt uitgevoerd door een consortium onder leiding van penvoerder Utrecht Sustainability Institute en technisch projectleider LomboXnet. In het consortium werken verder Last Mile Solutions, We Drive Solar, New Solar, The People Group, Jedlix en Stedin samen met Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht.
Reacties