In het interview elders in deze editie hamert Shell-topman en Taskforce-voorzitter Rein Willems op het belang van de Platforms Energietransitie.Maar wat zijn nu voor 2007 de ideeën en concrete doelen van deze zes Platforms? Op de nu volgende pagina’s zetten ze het zelf op een rij. Aansluitend leveren drie universitaire deskundigen kritisch maar opbouwend commentaar. ‘Mag het wat spannender?’
DOELEN EN IDEE?N PLATFORMS OP EEN RIJFoto Cleferson Comarela BarbosaEnergietransitieIn het interview elders in deze edi-tie hamert Shell-topman en Task-force-voorzitter Rein Willems ophet belang van de Platforms Ener-gietransitie. Maar wat zijn nu voor2007 de idee?n en concrete doelenvan deze zes Platforms? Op de nuvolgende pagina's zetten ze hetzelf op een rij. Aansluitend leverendrie universitaire deskundigen kri-tisch maar opbouwend commen-taar. `Mag het wat spannender?'24 Energie+ nr1 jan 2007Platform Groene GrondstoffenGestart in april 2005. Ambitie: in 2030 is30 procent van de fossiele grondstoffen ver-vangen door groene grondstoffen voor deproductie van elektriciteit, warmte, trans-portbrandstoffen en chemicali?n/materia-len. In 2006 heeft het Platform een imple-mentatieagenda voor vijf transitiepadenuitgewerkt: duurzame productie van bio-massa, realisatie van de biomassa import-keten, co-productie van chemicali?n, trans-portbrandstoffen en energie, SNG voor toe-passing in de aardgasinfrastructuur en in-novatief gebruik van groene grondstoffenen verduurzaming van bestaande produc-ten en processen in de chemie. Het Plat-form heeft de overheid een aantal beleids-aanbevelingen voorgesteld, gericht op hetcre?ren van een gunstig klimaat voor detoepassing van groene grondstoffen.In 2007 verschuiven de accenten van hetPlatform van visievorming naar implemen-tatie. Op regionaal niveau zal het Platformtransitie-activiteiten stimuleren, die aanslui-ten bij de sterktes van de regio: biomassaimport en grootschalige verwerking bij dehavens en kleinschalige verwerking van lo-kale reststromen door de agro/chemie/fuelssectoren. Er wordt samenwerking gezochtmet activiteiten in de aangrenzende regio'sin Belgi? en Duitsland. Daarnaast zal hetPlatform de overheid adviseren bij het op-stellen van nieuw en/of aangepast beleid enbijbehorend instrumentarium. Een van despeerpunten van het Platform is de oprich-ting van een publiekprivaat Venture Capitalfonds voor energietransitie projecten.Platform KetenefficiencyGestart in september 2005. Ambitie: in 2010is het energiegebruik in de Nederlandse indu-strie met circa 40 ? 50 PJ verlaagd, in 2030met circa 150 ? 180 PJ en in 2050 met 240 ?300 PJ. Het platform wil dit bereiken door be-drijven uit te dagen met een `energiebril' overde grenzen van het eigen bedrijf te kijkennaar de product- en energieketens, van delf-stof tot eindproduct.In 2006 heeft het Platform samen met eenaantal ge?nteresseerde stakeholders zes tran-sitiepaden opgezet: ClearingHouse (CH),Precisie Landbouw (PA), Duurzame Papier-keten (DP), Proces Intensificatie (PI), Indu-stri?le Warmtekrachtkoppeling (wkk) enSymbiose & Restwarmte (SR). Voor drie er-van (CH, PA en PI) is samen met potenti?lestakeholders een businesscase uitgewerkt.Het Platform heeft aan de overheid een aan-tal beleidsaanbevelingen voorgesteld, gerichtop het cre?ren van een gunstig klimaat voorde toepassing van energiebesparende maat-regelen, die toegepast kunnen worden overde grenzen van individuele bedrijven.Het Platform verlegt in 2007 haar accenten:van visievorming over industri?le, energe-tisch interessante ketens naar gedefinieerdetransitiepaden en business cases, en/of deimplementatie daarvan. Op nationaal ni-veau zal het Platform transitieactiviteitenstimuleren in die ketens, die aansluiten bijde sterktes van Nederland: kennisecono-mie, landbouw, procesindustrie inclusiefpapier, transport & logistiek, verwerkingvan industri?le reststromen. Er wordt sa-menwerking gezocht met activiteiten in deaangrenzende regio's in Belgi? en Duits-land. Daarnaast zal het Platform de over-heid adviseren bij het opstellen van nieuw/aangepast beleid en bijbehorend instru-mentarium.Platform Nieuw GasHet Platform Nieuw Gas ziet een toekomstvoor Nederland als het schoonste en meestinnovatieve gasland van Europa. Hiervoorzijn grensverleggende innovaties nodig. Omdeze te realiseren heeft het Platform demeest kansrijke innovatieve richtingen voorde komende vijf jaar benoemd. Het Platformziet het als haar ambitie het komende jaarexperimenten in gang te zetten, overheidsbe-leid te be?nvloeden en te monitoren. Haartaken hierbij: kennis bieden, realistische vi-sie op innovatierichtingen geven, obstakels(bijvoorbeeld in regelgeving) wegruimen enmarktpartijen, kennisinstellingen en overhe-den met elkaar in contact brengen.Het is voor 2007 vooral de bedoeling con-creter te worden. De hoofddoelen hierbij:- Efficiency: bijvoorbeeld het transitiepaddecentrale energieopwekking biedt kan-sen voor een comfortabel, betrouwbaar,flexibel en duurzaam energiesysteem.Micro-wkk in woningen biedt consumen-ten comfort en een lagere energiereke-ning. Er zijn nog wel hobbels, zoals dedubbele belasting bij teruglevering vanenergie op het net.- Schoner gas: bijvoorbeeld groen gas. Hetplatform wil dit transitiepad in 2007 sterkversnellen middels experimenten overhet hele land. Dit wordt al voorbereid. En-kele bedrijven maken samen plannen hoeze de demoprojecten van de grond kun-nen krijgen. Speerpunten: groen gas in-jecteren in het net en certificering vangroen gas.- Schoonafleveren:bijvoorbeeldCO2-opslag.Nederland heeft een grote ondergrondseCO2-opslagpotentie (circa 11 Gton) met mogelijkheden om in de pe-riode 2030-2050 circa 60 Mton per jaar af te vangen en op te slaan.Een groot potentieel aan aardgasvelden kan hiervoor worden ge-bruikt. Naast de opbrengsten verbonden aan de winning/verkoopvan aardgas beschikt ons land hiermee over een relatief goedkoopCO2-reductiepotentieel. Er zijn al enkele projecten, het platform wilin 2007 nog meer projecten aanjagen en initi?ren.Platform energietransitie Gebouwde Omgeving(PeGO)Gestart in juni 2006. In de gebouwde omgeving is met energiebespa-ring relatief snel, met langdurig en betrouwbaar effect, succes te boe-ken. Het platform verwacht dat in 2030 het energiegebruik gehal-veerd kan zijn, in 2050 zelfs gereduceerd tot ??n vijfde ten opzichtevan 1990. De twee `transitiepaden':1. energiebesparing bestaande woningen: versnelling van maatrege-len. Doel: 30 procent besparing per woning bij 300.000 wo-ningen per jaar (vanaf 2010).2.Innovatie van nieuwbouw, renovatie en onderhoud: lokalecoalities werken samen aan de ontwikkeling en imple-mentatie van nieuwe technieken. Tot 2012 moeten5.000-6.000 energetisch hoogstaande gebouwen wor-den opgeleverd (voorbeelden met minimaal 45%,60% en 80% besparing).In 2007 wil PeGO tien pilots in deze twee richtin-gen (laten) starten. In 2007 wordt tevens gekekenof er nog aanvullende `paden' moeten wordengeformuleerd. Bij de realisatie van de ge-noemde transitiepaden moeten kansenworden geschapen, door wijziging vanrijksregelgeving. Deze zijn gerichtop verandering in zowel de parti-culiere als huursector en ken-nen hun eigen `aanpak'.Woningeigenaren: een fis-cale koppeling aan hetenergetisch verbeterenvan particuliere wo-ningen bij (ver)koopis nodig. Kortingop de overdrachts-belasting is hetverlangde instru-ment. Stapsgewijsvoortschrijdende ei-`vermaatschappelijken' isbelangrijke volgende stapnr 1 jan 2007 Energie+ 25sen voor de prestatie van bestaande woningen in het bouwbesluitmoet blijvende beweging cre?ren.Verhuurders nemen onvoldoende energiebesparende maatregelen.Duurzaamheid als extra taakveld in het Besluit Beheer Sociale-Huursector is nodig, aanpassing van het WoningWaarderingsSy-steem moet plaatsvinden zodat besparingsmaatregelen gaan mee-tellen. Een introductie van een energieaftrek in het huurtoeslagen-stelsel is nodig. Tenslotte is voorgesteld dat bij voorstellen voorwoonlastenverlagende energiebesparingsprojecten het percentagedat minimaal moet instemmen, wordt verlaagd naar een gewonemeerderheid. Flexibilisering van verschillende wetten en regelsmoet gemeenten in staat stellen een actief v??rlopend lokaal ener-gie- en klimaatbeleid te voeren.In 2007 worden de plannen verder uitgewerkt en zoveel mogelijkomgezet in projecten.26 Energie+ nr 1 jan 2007Platform Duurzame MobiliteitAmbitie: factor 2 emissiereductie voor nieu-we voertuigen in 2015, factor 3 emissiere-ductie voor het hele wagenpark in 2035.Hiervoor zet PDM in op (veel) effici?nterevoertuigen, andere inzet van voertuigen enverschuiving van modaliteiten (o.a. toepas-sing Intelligente Transport Systemen) enverandering van de brandstofmix. Versneldeinternationale marktintroductie van duurza-mere motorbrandstoffen en voertuigtechno-logie is nodig. Er is immers technisch al veelmogelijk, maar nog weinig oplossingen be-reiken de markt door kip-ei-problematiek(`geen vraag, dan geen aanbod, dan geenvraag') en de noodzaak voor gedragsveran-dering bij consumenten. PDM is vooral be-zig om de marktvraag naar duurzame oplos-singen te organiseren en te stimuleren.De bedrijven die actief zijn in het platformspelen ook een cruciale rol op de internatio-nale mobiliteitsmarkt. Met deze bedrijven,NGO's en hun netwerken cre?ert PDM (inter-nationale) allianties voor experimenten. Zokan Nederland, bij slim ge?ntegreerd beleiden intelligente timing in haar keuzes, een be-langrijke stimulator en katalysator zijn voorduurzame mobiliteit in Europa en daarbui-ten. Juist door het vormen van nieuwe coali-ties samen met nieuwe spelers krijgen inno-vaties een robuuste en krachtige commerci?leonderbouwing en daarmee een belangrijkeverspreiding in de markt. Duurzame mobili-teit wordt bij een gezonde bedrijfsvoering eer-der noodzaak dan keuze. Voor het bereikenvan de ambitie zijn vier transitiepaden gefor-muleerd:- hybridisering van het wagenpark;- toepassing van biobrandstoffen;- rijden op waterstof;- Intelligente Transport Systemen: massa-individualisering van automobiliteit.Langs en tussen de lijnen van de transitie-Zoeken, leren en experimenterenpaden vinden leerexperimenten plaats,waarvoor institutionele hobbels in bijvoor-beeld fiscaliteit en OV-aanbesteding wordengeslecht. Daarnaast is de rol van openbaarvervoer essentieel. Hier stagneert de inno-vatie, terwijl innovaties nodig zijn om instedelijke gebieden de frequentie in vooralhet railtransport te vergroten. Een strategie-groep zal dit transitiepad verder uitwerken.Platform duurzame elektrici-teitsvoorziening (TP DEV)Hoofddoelstellingen in 2007: toename vanelektriciteitsproductie uit hernieuwbareenergiebronnen (ambitie: minimaal 20%in 2015, daarna oplopend tot >50%) en deelektrische infrastructuur geschikt makenvoor energietransities. Verder richt het plat-form zich op:- Instrumentarium, nieuwe MEP: de toe-name van hernieuwbare bronnen gaatvlot. Natuurlijk is een nieuwe MEP nodigom het tempo verder op te voeren. Hetplatform heeft bij EZ al aangedrongen opeen betere en goedkopere MEP en daar-voor ook een ontwerp gemaakt.- Offshore windenergie is cruciaal. Binnenhet platform werkt een strategiegroep aaneen transitiepad voor sterke toename na2010. De strategiegroep werkt in 2007aan een manier (voor de overheid) omprojectlocaties na 2010 toe te wijzen. Ookmaakt het platform in 2007 plannen vooreen elektriciteitsstation op zee.- Transitie zon-pv: het hoge kennisniveau inNederland heeft geleid tot een bloei meteen sterke exportpositie en nauwelijks eenthuismarkt. Het platform wil in 2007 eengezond investeringsklimaat cre?ren. Metsubsidie voor een thuismarkt, zodat hetaandeel pv in Nederland jaarlijks zo'n 30procent kan toenemen. Dat biedt groeimo-gelijkheden voor de Nederlandse maakin-dustrie en installatiebranche.- Transitie bio-elektriciteit: een werkgroepontwerpt hiervoor een geschikt transitie-pad. Het platform definieert barri?res engeschikte productmarktcombinaties enbepaalt het instrumentarium.- Transities infrastructuur: het platform gaatin masterplannen de voorbereidingen voorde infrastructuur uitwerken, die nodig zijnom alle transitiepaden (ook van andereplatforms) te realiseren. De masterplan-nen gaan voor de hoogspanningsnetten ende distributienetten een overzicht biedenvan de nodige aanpassingen en uitbrei-ding van de infrastructuur en regelgeving.In 2007 kunnen de planologische proce-dures hiervoor misschien al starten.Het benodigd instrumentarium om de doel-stellingen te behalen:- Financieel instrumentarium: jaarlijks 10miljoen euro voor publieke R&D-uitgaven.- Exploitatiesteun (via een aangepasteMEP) van 41 miljoen in 2007 oplopendtot 241 miljoen in 2010, om de kostenre-ducties via de leercurves op gang te bren-gen/houden.- Een eenmalige investering van 20 mil-joen in een experiment, een demonstra-tieproject decentrale opwekking (met o.a.zon-pv en micro-wkk) in een slim net.Om ervaring op te doen met deze nieuwemanier van elektriciteit opwekken.- Voor de bouw van windparken op zee is na2010 mogelijk de aanleg van een elektrici-teitsaansluitpunt op zee noodzakelijk.Aard en omvang van deze investering la-ten zich nog moeilijk bepalen. Medio 2007kan hierover meer zekerheid gegeven wor-den. Mogelijk gaan de uiteindelijke ge-bruikers (een deel van) de kosten betalen.- Een risicodragende kapitaalsinjectie van40 miljoen in de pv-industrie. ?Op verzoek van Energie+ schreven Jan Rotmans, Derk Loorbach enGeert Verbong dit commentaar op de ambities en idee?n van deTransitieplatforms. Rotmans en Loorbach deden dat vanuit hun functiesbij het Dutch Research Institute For Transitions (Drift) van de ErasmusUniversiteit Rotterdam. Verbong is verbonden aan de TechnischeUniversiteit Eindhoven, Faculteit Technologie Management.kunnen leren van de uitgevoerde experimenten. Leren leidt tot aan-passing van paden en experimenten en uiteindelijk van de visie. Ditvergt een open, reflexieve houding en werkwijze van de platforms.Het monitoren van de platformactiviteiten zou een stap in de goederichting betekenen om reflexiviteit te stimuleren.Traditionele spelersEen belangrijk punt is de samenstelling van de platforms. Dezeweerspiegelt de aanbodgerichte aanpak, maar eveneens de domi-nantie van de traditionele energiespelers (regime). De inbreng vannichespelers in transitieprocessen is echter cruciaal. Het betrekkenvan koplopers, vooral uit het MKB, is hierbij essentieel. Daarnaastzouden ook andere partijen actief betrokken moeten worden bij deplatforms: burgers, onderzoekers/kennisontwikkelaars, NGO's enadviseurs. Hier loert het gevaar dat de gevestigde energiepartijen,die in het Nederlandse innovatiesysteem relatief gesloten netwer-ken vormen, de overheidssubsidies onderling gaan verdelen. Ditleidt echter tot een verdere `technology push' benadering en eenvertraging van de energietransitie.Opvallend is de grote variatie in ambitie, doelstelling, methode en aan-pak van de verschillende platforms. Voldoende variatie is in de eerstefase van de energietransitie een voorwaarde. Na variatie volgt echterselectie, van paden en experimenten. Dit noopt tot het bij elkaar bren-gen van de verschillende benaderingen van de platforms. Convergen-tie vraagt echter om een strategie van afstemming en integratie, dieleidt tot een goede balans van variatie enerzijds en focus anderzijds.SpanningEen laatste kanttekening betreft het feit dat de platforms weinig re-kening houden met externe ontwikkelingen op macroniveau. Menzet vooral in op CO2-emissiereductie in het licht van door de mensveroorzaakte klimaatverandering. Dit is waarschijnlijk te beperkt:ook de toenemende afhankelijkheid en kwetsbaarheid van de ener-gievoorziening, in relatie tot dreiging van terroristische aanslagenen hogere energieprijzen, vormen belangrijke drijfveren.Dit raakt aan het gegeven dat er best wat meer spanning en weer-stand in de platforms mag worden ingebracht. Het mag wel watmeer schuren. Zo bestaat er de nodige maatschappelijke weerstandtegen bepaalde vormen van duurzame energie (bijv. windenergie).Het `vermaatschappelijken' van de energietransitie is een belang-rijke stap in de volgende fase van de aanpak. Daarmee wordt hettransitieproces lastiger en spannender, maar ook maatschappelijkrelevanter. ?nr 1 jan 2007 Energie+ 27Reactie van Hugo Brouwer, programmadirecteur Energie-transitie bij het Ministerie van Economische Zaken`Het is voor ons prettig te zien dat drie transitie-experts onze aanpak voortvarend vinden en hetambitieniveau hoog. Dat zij kansen zien voor een werkelijke doorbraak richting een duurzameenergievoorziening. De kanttekeningen zijn nuttig en neem ik zeker ter harte. Het zijn richtingenwaar we deels al mee bezig zijn en deels nog over nadenken: hoe monitoren we de transities?Hoe verbreden we het speelveld? En hoe zorgen we voor `vermaatschappelijking' van het proces?We grijpen deze aanleiding graag aan om in de volgende editie van Energie+ inzicht te geven inhoe wij invulling (gaan) willen geven aan deze punten.'De in 2001 door EZ gestarte aanpak van de Nederlandseenergietransitie verdient lof en waardering. Met grote voortvarend-heid is een omvangrijk proces ter hand genomen, wat heeft gere-sulteerd in een heuse energietransitie `beweging', bestaande uitzes platforms, een Taskforce, de interdepartementale projectgroepenergietransitie en SenterNovem als ondersteunende organisa-tie. Rondom een langetermijnvisie zijn streefbeelden ontwikkeld,tientallen transitiepaden geformuleerd en circa 80 transitie-experi-menten opgezet. Nieuwe coalities en netwerken zijn gevormd enin totaal zijn naar schatting ruim 1.000 mensen betrokken bij dezeenergietransitie `beweging'. De platforms zijn duidelijk op de goedeweg en hebben ambitieuze agenda's ontwikkeld.Het ambitieniveau en de daaraan gekoppelde daadkracht zijn onge-kend hoog voor Nederlandse begrippen. Hierdoor is een nieuw elanontstaan als ook een dynamiek die ons optimistisch stemt over dekans op een werkelijke doorbraak richting een duurzame energie-voorziening.AanbodgerichtToch zouden wij enige kanttekeningen willen plaatsen. Allereerstvalt op dat de agenda's van de platforms sterk aanbodgericht zijnen overwegend technologisch van aard. Op deze wijze is een mooieinnovatieportfolio ontstaan maar met een betrekkelijk gering soci-aal innovatiegehalte. Een transitie behelst een fundamentele veran-dering in structuur, cultuur en werkwijzen. De platforms zoudenzich nog veel meer moeten richten op experimenten die leiden toteen cultuur- en structuurverandering: nieuwe regelingen voor hetstimuleren van duurzame energie, nieuwe instituties, een nieuweinfrastructuur, nieuwe financieringsstromen, nieuwe opleidingenen nieuwe mensen. De energietransitie is niet zozeer een techno-logisch probleem maar vooral een maatschappelijk vraagstuk. Nietzozeer de technologie vormt de grootste belemmering voor de ener-gietransitie, maar vooral bestaande regels, gedrag, gewoonten en debehoudende cultuur zijn dat. Dit klinkt nog onvoldoende door in deagenda's van de verschillende platforms.Opvallend is voorts de prominente rol van de transitiepaden. Deidee achter de transitiepaden was dat ze een schakel zouden vormentussen de langetermijnvisie en de experimenten. De transitiepadenzijn dus vooral dienend en niet bepalend: ze veranderen ook alsnieuwe inzichten ontstaan uit experimenten of als de visie aange-past wordt. Het zoeken, leren en experimenteren staat voorop bijeen transitieaanpak. Transitie-experimenten zijn dus wel resultaat-gericht, maar ook voorzien van een leeropgave, zodat de platforms
Reacties